De tocht van Naafje

Er was eens een charmant landhuis met een grote tuin. De tuin stond vol prachtige bloemen, struiken en bomen. Het was er heerlijk rustig.
Midden in de tuin lag een ronde vijver met helder, koel water. In de vijver leefde een rode vis, en dat was een nogal eigenaardig kereltje.
De bewoners van het huis merkten meteen dat er iets ongewoons was met de vis. Ze zagen dat hij bijna de hele dag onbeweeglijk bleef hangen, precies midden in de vijver.
Zo kreeg hij trouwens ook zijn naam. Iemand die vanaf het balkon naar beneden keek, zei dat de vis eruitzag als het rode naaf in een zwart wiel. Deze persoon was duidelijk een ingenieur. Een klein kind maakte toen een mooie tekening van een ronde vijver met een vis in het midden en schreef er "Naafje" bij. De naam bleef hangen.
Na verloop van tijd werden de mensen echter minder vrolijk omdat Naafje weigerde te zwemmen. Ze begonnen zich steeds meer zorgen om hem te maken. Hij was tenslotte een dure vis.
"Waarom zwemt Naafje niet gewoon rond? De vijver is toch ruim genoeg?"
"Misschien mist hij bepaalde vitaminen, of is hij ziek?"
Ze lieten het water testen op kwaliteit en temperatuur, en overlegden met vijvervisspecialisten over het verbeteren van Naafjes voedsel. Ze knipten zelfs de rozenstruik die zijn bloemblaadjes over het water uitstrooide, voor het geval hij zich daaraan stoorde. Maar niets hielp.
Simpel gezegd was Naafje een melancholische vis. Hij voelde dat er meer moest zijn in het leven, en daar verlangde hij pijnlijk naar.
Hij hield van zijn vijver, maar ondanks zijn spreekwoordelijk korte geheugen kende hij deze veel te goed. Sterker nog — als je 'vis' sprak — zou hij je een rondleiding kunnen geven door elke liter water in de vijver. Naafje voelde ook de schoonheid buiten de vijver. De kleuren, het spel van licht en schaduw, en de gedempte geluiden waren schitterend, maar hun onbereikbaarheid maakte hem elke dag iets somberder.
Uiteindelijk kwam Naafje tot de conclusie dat er nergens was om naartoe te gaan, niets meer om te ontdekken, en dat zijn leven eigenlijk zinloos was. Tot overmaat van ramp kon hij met niemand zijn verdriet delen. Uit wanhoop besloot hij zich terug te trekken op de plek die het verst verwijderd was van alles.
Maar het midden van de vijver versterkte Naafjes zwaarmoedigheid alleen maar. Hij begon te geloven dat het zijn lot was om verdrietig en alleen te zijn. Hij begon zelfs te genieten van zijn eenzaamheid. Hij stelde zich voor dat hij zich in het zuivere middelpunt van de wereld bevond, op de heerlijkste plek. Alleen in het schip van zijn kathedraal. Zo dicht mogelijk bij het nirwana. Slechts één stap verwijderd van het niets.
Uiteindelijk stopte Naafje met eten. Hij hing daar maar, onbeweeglijk en lusteloos midden in zijn vijver.
De bewoners zagen hoe Naafje langzaam wegkwijnde. Ze waren bang dat hij spoedig zou sterven, maar ze hadden geen idee wat ze nog konden doen.
Het kleine meisje dat in het huis woonde hield erg veel van de vis. Op een zondagochtend zei ze aan de ontbijttafel: "Ik denk dat Naafje verdrietig is omdat hij midden in de vijver zit!" De volwassenen glimlachten zoals volwassenen glimlachen wanneer een lief klein kind iets vanzelfsprekends zegt, en waren verder bezig met hun gekookte eitjes en toast. Pas bij de koffie zei een van hen bedachtzaam dat er misschien toch iets in dat idee zat. "Stel je nu eens voor dat de vijver geen midden meer had — zou de vis daar dan nog kunnen gaan mokken?"
De bewoners raadpleegden een tuinbedrijf en een week later zag Naafje een grote schaduw recht boven zich hangen. Hoewel het duidelijk niet bij zijn element hoorde, kwam het steeds dichterbij en werd steeds groter, en dat maakte hem erg bang. Met een instinctieve ruk van zijn vermoeide vinnen vluchtte Naafje uit het midden van de vijver en verborg zich tussen de waterplanten aan de rand. Toen klonk er een harde dreun, ontstonden er golven en werd het water troebel door modder.
De bewoners bedankten de werkers en waren opgelucht toen ze zagen hoe de zware kraanwagen hun zorgvuldig onderhouden gazon weer verliet.
De taak was volbracht. Precies waar eerst het middenschip lag, stak nu een grote steen boven het wateroppervlak uit. Er was eigenlijk een soort eiland ontstaan.
Lang nadat de laatste golf was verdwenen en de modder was gezakt, kwam Naafje aarzelend uit zijn schuilplaats en besloot terug te gaan naar het midden van de vijver. Dit keer kon hij die plek echter niet zo makkelijk vinden. Hij verwachtte hem net om de hoek, maar daar was hij niet. Dus zwom hij maar door en door, langs eindeloze oevers.
Naafje is vandaag de dag nog steeds onderweg, vol enthousiasme zwemmend in de hoop dat hij ooit die meest vervullende plek zal bereiken — het middenschip van de wereld, de heerlijkste plek, het einde.
Wanneer hij moe wordt, rust hij uit. Wanneer hij honger heeft, eet hij. En daarna zet hij zijn zoektocht voort.
Er is geen midden meer, maar Naafje zwemt door, gelukzalig onwetend.
En de bewoners zijn blij om te zien dat Naafje weer zwemt. Hij heeft een goede eetlust en ziet er kerngezond uit.
vijvervisfilosofieilusieeenzaamheiddoelhoopsteentochtreizenvacilandoessaytranslationDUTCH CZECH ENGLISH ARTICLEOCTOBER 20, 2018 AT 01:46:40 UTC